Wolken

Het weer en de wolken… het heeft niet zo veel met astronomie te maken maar het beroert ons allemaal wel, vooral wanneer we de sterren niet kunnen zien omdat er te veel wolken zijn. Precies daarom vinden veel amateur-astronomen de wolken noodgedwongen leuk en willen ze meer weten daarover.

En hoe meer je naar de wolken kijkt, hoe meer je ervan wil weten. Vooral de benamingen zoals cirrus, nimbus enz. klinken voor velen nogal mysterieus. Net daarom hebben we hier een heel beknopt en duidelijk overzichtje gemaakt welke wolken er bestaan, hoe ze noemen en hoe je ze kan herkennen.

De wolken werden in de achttiende eeuw, door een Engelse apotheker en natuurkundige Luke Howardin, bestudeerd en ingedeeld in vier ‘geslachten’:

  1. (Cirrus of Cirro-) Hoge wolken
  2. (Alto- of Nimbo-) Middelhoge wolken
  3. (Stratus- of Strato-) Lage wolken. Ook mist hoort tot de lage bewolking. (Stratus komt van het Latijn ‘stragulum’ en betekent zoveel als ‘deken’)
  4. (Cumulo- of Cumulus) Verticaal ontwikkelde wolken

De gekendste wolken zijn uiteraard de cumuluswolken. Wanneer iemand een wolkje tekent zal het steeds een cumuluswolkje zijn (zo’n bloemkoolwolkje met afgeplatte onderkant).

Heel indrukwekkend zijn de Cumulonimbus wolken. Die reiken zodanig hoog dat ze te pletter slaan tegen de stratosfeer, op zo’n 10 km hoogte.
In de zomer kunnen ze zelfs hoogten bereiken van 15 km!

Onder de stratosfeer heb je de troposfeer (tot zo’n 10 km hoog) waar al het weer wordt ‘gemaakt’. Tussen de troposfeer en stratosfeer heb je nog een klein laagje: de tropopauze.

Wanneer deze wolken beginnen uit te regenen zijn buien meestal het resultaat. Zelfs onweer kan hiermee gepaard gaan, daarom wordt ook dikwijls gewag gemaakt van een donderwolk.

De cumulonimbus kan dus tot meer dan 15 kilometer hoogte in de troposfeer uitgroeien en krijgt op grote hoogte een paddenstoel- of aambeeldvormig uiterlijk, met daarboven een ijskap (Pileus). Deze wolken ontstaan in onstabiele lucht uit cumulus of stapelwolken en kunnen zich geïsoleerd vormen, in groepen of langs een front.

Lagen van de aardatmosfeer, volgorde en kenmerken

De atmosfeer van de Aarde is verdeeld in vier lagen of ‘sferen’. Elke laag wordt gekenmerkt door een verschillend temperatuurverloop in functie van de hoogte.

Troposfeer

De troposfeer (tussen 0 en ongeveer 15 kilometer) is de eerste laag boven het aardoppervlak en bevat ongeveer 85 tot 90 % van de massa van de aardatmosfeer. Het wordt gekenmerkt door een afname in temperatuur naarmate men in hoogte stijgt.

Het temperatuurprofiel van de troposfeer is grotendeels het resultaat van de opwarming van het aardoppervlak door inkomende zonnestraling. De warmte wordt via de troposfeer opnieuw uitgestraald door middel van een combinatie van convectie- en turbulentietransfer. Het weer speelt zich af in de troposfeer.

Stratosfeer

In de stratosfeer (tussen 15 en 50 km ongeveer) stijgt de temperatuur naarmate men in hoogte stijgt.

Deze opwarming is het resultaat van de rechtstreekse absorptie van zonnestraling door de ozonlaag, wat een groot deel van de schadelijke ultraviolette straling van de Zon verhindert om het aardoppervlak te bereiken.

Mesosfeer

De mesosfeer is de volgende laag van de atmosfeer (van 50 tot 90 km), opnieuw gekenmerkt door afnemende temperatuur met stijgende hoogte, tot een gemiddelde van -90°C.

Veel meteoren verbranden in deze laag wanneer ze de aardatmosfeer binnendringen.

Thermosfeer

Daarna neemt de thermosfeer het over, met temperaturen die geleidelijk aan toenemen met de stijgende hoogte. Het is de laag van de atmosfeer die als eerste wordt blootgesteld aan de zonnestraling.

De thermosfeer bevat ook de ionosfeer, een regio van de atmosfeer met geladen deeltjes. Hier komt het poollicht vooral voor.

Exosfeer

De bovenste limiet van de aardatomfeer is de exosfeer waar de atmosfeer en de ruimte samenkomen.

(Bron:BIRA)

Foto © BIRA

Wolkenwijzer:

Om het allemaal nog wat eenvoudiger te maken hebben we hiernaast een ‘wolkenwijzer’ geplaatst. Op die manier is het heel gemakkelijk om elke soort wolk te herkennen.

En zo leer je meteen dat regen enkel uit Nimbo of Nimbus wolken valt. (Regenwolk in het Latijn) of cirruswolken heel hoog in de lucht zweven.

(TIP: is de afbeelding niet duidelijk genoeg? Klik om die te vergroten)

De wolken in beeld:

Cumulonimbus

Nimbostratus

Stratocumulus

Cumulus

Stratus

Cirrocumulus

Cirrus

Cirrostratus

Altocumulus castellanus

Altocumulus

Altostratus

Mammatus

Tenslotte heb je nog een heel speciaal soort wolken namelijk de lichtende nachtwolken, beter gekend als de NLC’s of Noctilucent Cloud. Dit zijn geen wolken die bestaan uit waterdamp maar ze bestaan voornamelijk uit ‘kosmisch’ stof, afkomstig van oa. meteoroïden, kometen, …

Die wolken tref je aan op hoogten tussen 75 km en 110 km. Enkel tijdens de zomermaanden (vanaf mei) kan je ze ’s nachts zien, wanneer de onderkant van de stofwolk belicht wordt door de zon. Wanneer je die zeldzame wolken observeert zal je zien dat hun rimpelige vorm heel snel verandert van vorm. Lichtende nachtwolken zijn een heel mooi natuurspektakel die heel wat ooch’s en aach’s oogsten.

Hierbij een foto van NCL’s, genomen op 21 juni 2019 omstreeks middernacht, vanaf onze sterrenkoepel te Koksijde.